Mijn verhaal ‘Overleven‘ werd geselecteerd voor publicatie in de bundel ‘Tolerantie, hoezo? van de Gorcumse literatuurprijs. Bijzonder blij was ik met het commentaar van een van de juryleden – Bruno Lowagie:
‘”Overleven” gaf me een stomp in de maag. Ik had even een pauze nodig na het lezen van dit verhaal. Dat is een goed teken.’ Normaal gezien moet elk jurylid 3 verhalen kiezen, maar ik had 4 verhalen die er met kop en schouder bovenuit staken, dus zette ik 1 verhaal op #1 (dat van jou) en 3 verhalen op #3.
Uiteraard wist ik niet wie die verhalen geschreven had. Dat zie ik nu pas, nu jullie de titel van jullie verhaal deelden.
Mijn volledige commentaar bij je verhaal: “Dit verhaal is wel even een stomp in de maag. Het zou je zomaar kunnen overkomen en het is moeilijk in te beelden in wiens schoenen je het liefst zou staan, die van de moeder of die van de vader. Ik hou wel van de manier waarop het ‘conflict’ in zo weinig woorden duidelijk gemaakt wordt. Het thema ‘tolerantie’ komt duidelijk naar voor, maar onder een heel andere vorm dan in de meeste andere inzendingen.”
Overleven – Cecile Koops
Aarzelend loop ik de schaars verlichte kamer binnen, waarin het geluid van zoemende machines waarneembaar is. Op een van de twee bedden ligt Sacha, met slangetjes verbonden aan een machine. In haar spierwitte gezicht zijn de ogen gesloten. Ik kan het bijna niet aanzien. Vanaf het moment dat de agent aanbelde en mij naar het ziekenhuis bracht, is de avond onwerkelijk. Een traan biggelt over mijn wang. Ik steek mijn hand uit en pak voorzichtig de hare vast. ‘Mama is er meis, het komt allemaal goed.’ Of ze mijn stem hoort, weet ik niet.
‘Laten we bidden en hopen dat het goedkomt.’
Bij het horen van de schorre stem kijk ik rond en zie een man met gebogen schouders naast het tweede bed – waarop een jongen ligt – zitten. Wat doet die man hier?
‘Ik geloof dat onze kinderen op het moment van het ongeluk samen in de auto zaten. Ik ben Frits en dit is mijn zoon Max.’ Zijn stem breekt.
‘Annet en mijn dochter is Sacha. Weet jij wat er gebeurd is?’ Vertwijfeld kijk ik hem aan.
‘Nee, de politie doet onderzoek, de uitkomst horen we later. Zal ik een kop koffie voor je halen? Ik kan wel even de kamer uit.’
Wat bedoelt hij? Kan ik dan de kamer niet uit? Is mijn dochter er ernstiger aan toe dan zijn zoon?
‘We zitten allebei in hetzelfde schuitje en kunnen elkaar misschien helpen.’ Hij loopt de kamer uit.
Sacha heeft nooit iets over een vriendje verteld. Is hij nieuw of daten ze al langer? Had ze hem maar nooit leren kennen, dan lag ze hier nu niet. Mijn brein draait overuren tot Frits met de koffie terugkeert. Zonder iets te vragen schuift hij onze twee stoelen tussen beide bedden in. ‘Zo hoeven we niet te schreeuwen naar elkaar.’
Gedachtes vliegen weg als een zeepbel in de wind. Voelt hij dat ik inwendig krijs, dat ik de tijd terug zou willen draaien? Buiten mezelf van verdriet ben ik bang om het enige te verliezen waar ik zielsveel van houd. De nacht duurt lang, bij elke huilbui is Frits er, slaat een arm om mijn schouders en troost me.
‘Waar is je vrouw?’
Hij kijkt me even aan. ‘Ze is drie jaar geleden gestorven. Max is mijn enige kind. Hoe zit het bij jou?’
‘Ik ben al jarenlang een single moeder, haar vader verdween toen Sacha drie jaar was. Ze weet niet beter. Ik heb geen andere kinderen.’
‘Dat moet zwaar zijn geweest.’ Zijn meelevende stem, maakt dat ik slik.
Vol hoop praten we ons door de nacht, we huilen, krijsen, en troosten elkaar. Het is een emotionele rit door de krochten van ons geheugen. We roepen herinneringen op die als koffers van het verleden, gevuld zijn met woorden, muziek, gevoelens, hilariteit en met zowel de juiste als foute beslissingen die ooit gemaakt zijn.
Uitgeput doe ik met de hand van mijn dochter in de mijne een hazenslaapje. Frits schudt me wakker wanneer de machine naast het bed van Sacha hevig piept en een verpleegster komt aangerend. Ze rijden haar bed direct de ic op. Noodgedwongen blijf ik wachten met de arm van Frits stevig om mijn schouder.
‘Het komt goed!’ Zijn stem klinkt stellig.
Ja natuurlijk’, lieg ik. Ondanks alle ellende voelt het fijn om een steun en toeverlaat te hebben. Het voelt alsof we steeds meer naar elkaar toegroeien in deze zware uren. Komt het door de omstandigheden of houdt zoiets ook stand na zo’n akelige tijd?
Na wat uren lijkt, keert een verpleegster terug. De blik waarmee ze me aankijkt, vertelt het verhaal. ‘Néé!’ Komt die rauwe oerkreet uit mijn mond? Ik steek mijn hand uit, Frits grijpt hem. Het voelt alsof ik over een rand sla. Ik heb drank nodig, veel drank om te versuffen.
‘Ik kan hier niet langer blijven, Frits. Begrijp je dat?’
‘Natuurlijk, ga gerust naar huis. Ik red me wel. Mag ik je morgen bellen?’
Ik knik, loop als verdoofd naar de uitgang en bestel een taxi.
De volgende dag word ik in één klap geconfronteerd met de waarheid. Zodra ik de krant van de mat pak flitst het bericht voor mijn ogen langs. Zwaar ongeluk kopt de ochtendkrant boven een foto van een totaal in elkaar verfrommelde auto. Dronken bestuurder overleeft crash, zijn passagier laat het leven.
Apathisch zak ik neer op de bank en staar niets ziend voor me uit. De vader is niet de zoon, toch? Nee, ik breng het niet op. Vergeven en vergeten zal ik het nooit. Het is onmogelijk om tolerant te zijn op dit moment. Hoe kan ik ooit normaal doen tegen Max die mijn dochter vermoordde, terwijl ik het liefst een kussen op zijn gezicht in dat ziekenhuisbed zou willen drukken, net zolang tot ook hij het leven laat. Oog om oog…
De telefoon rinkelt. Twee keer, drie keer, bij de zesde keer pak ik hem op.
‘Annet?’
Het is Frits. Ik ben niet in staat iets te zeggen.
‘Het spijt me zo, ik hoor net wat er is gebeurd, ik voel me zo vreselijk schuldig. Kan ik langskomen en met je praten? Laten we de klik die we allebei voelden gisteren vooral koesteren.’
‘Nee Frits, ik kan het op dit moment echt niet aan om met jouw zoon geconfronteerd te worden.’
Ik verbreek de verbinding en zet de telefoon op vliegtuigmodus. Later vandaag moet ik van alles regelen. Nu slof ik terug naar bed, schuif een gordijn van verdriet voor de wereld om me heen en trek rillend het dekbed over mijn hoofd.