Leuk artikel in Trouw dd 17 mrt van Sander Becker over de haiku’s van Kees van Kooten
Kees van Kooten is fan van de haiku, met deze tips schrijf ook jij binnenkort die kleine gedichtjes
Kees van Kooten stortte zich op de haiku. Hij schreef er maar liefst 575, vol kwinkslagen. Hoe maak je zo’n piepklein gedichtje? Van Kooten geeft in Trouw een minicollege. ‘Ik kan het iedereen aanraden.’
Sander Becker17 maart 2020, 11:25
Haiku’s zijn misschien nog wel besmettelijker dan het coronavirus. Als je ze ergens tegenkomt, raak je zó aangestoken. Na een korte incubatietijd voel je het kriebelen, en weldra scheid je zelf de eerste haiku’s af.
Alleen, hoe krijg je een geslaagd resultaat? De haiku, een van oorsprong Japanse dichtvorm zonder rijm, oogt bedrieglijk eenvoudig: slechts drie versregels van respectievelijk vijf, zeven en vijf lettergrepen. Maar juist in die beknoptheid schuilt de uitdaging. Zie in zo’n kort bestek maar eens iets steekhoudends te formuleren.
Kees van Kooten (78) blijkt er een meester in. Deze week verschijnt zijn bundel ‘575 Haikoots’, met een speelse samentrekking van ‘haiku’ en zijn achternaam. Het móesten er 575 worden, vanwege de 5-7-5 lettergrepen, verklaart de auteur in zijn ruime appartement in Amsterdam-Zuid. “Het was veel werk, maar binnen een maand of vijf waren ze allemaal af. Als je eenmaal bezig bent, kun je nauwelijks meer stoppen. Ik ben vaak ’s nachts opgestaan om een inval te noteren. Heerlijk om te doen.”
Nóg een groot voordeel: hij kon zijn humor erin kwijt, want de korte vorm leent zich perfect voor een verrassende wending, grap of punchline. “Een grap moet pats, pats, pats zijn. Wijdlopigheid werkt niet.”
Neem dit kleinood:
woest is de drager
dat kreng heeft toch geen pootjes?!
waar liet hij zijn bril!?
Deze haikoot lokt op zichzelf al een gniffel uit, maar in de bundel is naast de tekst bovendien een foto afgedrukt van een vergeten bril in de koelkast. Grap op grap. Van Kooten heeft een op de twee pagina’s verrijkt met zo’n zelfgemaakte foto, die de interpretatie van de haikoot stuurt. “Ik ben zelf heel blij met deze toevoeging, maar ik vrees voor kritiek van orthodoxe haiku-liefhebbers – die zijn vaak heel streng.”
In de jaren zeventig en tachtig schreef Van Kooten al enkele haikoots voor ‘De Bescheurkalender’ die hij toen jaarlijks met Wim de Bie uitbracht. Hij verloor het genre daarna uit het oog, maar dankzij de sudoku, de cijferpuzzel, vond hij het spoor terug. “In de trein zie ik vaak een Metro liggen met zo’n halfafgemaakte sudoku. Dan kan ik het niet laten om ermee verder te gaan. Dat geeft me een raar gevoel van verbondenheid met iemand die ik helemaal niet ken. Ik snap ook het sportieve karakter van de sudoku, maar uiteindelijk vind ik zo’n cijferpuzzel toch niet creatief genoeg. Daarom dacht ik vorige zomer: als ik die cijfers nou eens vervang door letters, en ik probeer iets te beschrijven wat ik heb waargenomen…”
Zo keerde hij via een omweg terug naar de haiku. Een warm weerzien. “Als je haiku’s maakt, ben je niet alleen creatief bezig, het levert ook nog iets op wat je kunt verzamelen en waar je trots op kunt zijn. En het is een ontzettend goede oefening voor het brein. Ik kan het iedereen aanraden.” Allemaal aan de haiku dus. Hoe? De grootmeester helpt ons graag op weg met vijf tips.
1. Kijk rond en verwonder je
“De haiku is een mild gedicht dat zich verbaast over zijn omgeving en zich overal bij neerlegt. Loop daarom eens door je huis en bezie alles met nieuwe ogen. De vaas met bloemen, de lamp, de bank. Je kunt overal personen van maken. Zo’n vloerkleed: hoeveel mensen heeft dat al over zich heen voelen gaan? Stel je voor wat die voorwerpen zouden zeggen, als ze konden praten. Die fotocamera hier op tafel ligt nu te denken: ‘Wanneer opent Kees mij? Ik heb een ideetje voor een foto van de sneeuw.’ Wezens laten leven, in gedachten, dat gaat bij mij de hele dag door. Een los snoertje dat ergens werkloos hangt, een raam dat eigenlijk te klein is, een bril die afzakt.” En dan krijg je zoiets als dit
zo tegen vijven
begint de kurkentrekker
zachtjes te juichen
“Maak het niet te geforceerd, het moet wel ergens op slaan. Als je binnenshuis honderd van dit soort haiku’s hebt gemaakt, probeer datzelfde dan ook eens buiten. Gewoon goed rondkijken, niet de hele tijd op je aaifoon zitten.”
2. Mik op herkenning
“Het draait bij de haiku om herkenning. Neem die haikoot over het paard van de melkboer dat vroeger nauwkeurig de huisnummers wist. Die maak ik omdat mijn generatiegenoten dan denken: ja, zo wás het. Het geeft meteen een beeld van het tempo van die tijd, van zo’n paard dat uit zichzelf steeds één huis opschoof. Of neem die haikoot over dat verliefde stelletje: híj wijst een gezicht in de wolken aan, en zíj liegt uit liefde dat ze het herkent. Je moet wel in jezelf durven graven. Daar ligt het meeste materiaal.” Dit bijvoorbeeld:
snel repeteert hij
de opstelling van Ajax
want zijn kleinzoon komt
3. Elk onderwerp mag, maar kijk uit met tragiek
Van oorsprong gaan haiku’s over de relatie tussen de mens en de natuur. Van Kooten trekt het breder. Hij becommentarieert alle hoeken en gaten van de samenleving, van voetbal tot bejaarde fietsers. Zijn favoriete onderwerp: poezen. “Met honden kan ik minder. Die zijn te open, te lief, te aanhankelijk; ze hebben geen geheim.”
Ook zwaardere onderwerpen, zoals veroudering, de dood van vrienden en zelfs euthanasie laat hij voorbijkomen, mét een kwinkslag:
euthentenasie
dit kan wel even duren
iedereen akkoord?
“Maak het niet te tragisch”, adviseert hij. “Toen mijn vader doodging, had mijn moeder daar veel moeite mee. Ze ging lange gedichten schrijven, maar kwam daar soms niet goed uit. Toen heb ik haar aangeraden om haiku’s te maken. Ze vond het fantastisch. Dat strakke keurslijf werkte heel goed; je gaat er helder door formuleren. Mijn moeder schreef haiku’s over alles wat ze in de tuin zag. We hebben er in eigen beheer een boekje van uitgegeven: ‘Waarlangs streek de wind’.” Daarin staat ook deze haiku, een soort allegorie van de hoge ouderdom:
uitgevallen roos
siert nog even de paden
met een feesttapijt
“Het boekje van mijn moeder is opgenomen in het Haiku Museum in Tokio, onder de A van Annie van Kooten-Snaauw. Natuurlijk, het zou geweldig zijn, als mijn bundel daar ook kwam te liggen.”
4. Dat kan korter: snoeien en stoeien met taal
Als Van Kooten zijn haikoots schrijft, telt hij de lettergrepen voortdurend op zijn vingers mee: vijf-zeven-vijf. “Ik heb het in de trein ook al twee keer iemand zien doen. Die zit een haiku te maken, weet ik dan. Vingertellen is het geheime teken van het haiku-verbond. Je kunt een haiku trouwens best grof beginnen met langere zinnen. Daarna ga je snoeien. Een tip: speel met werkwoordstijden. Wissel van verleden naar toekomende tijd, kies een gebiedende wijs of laat het werkwoord weg. Dan past het soms ineens.”
Of: bedenk een nieuw woord dat in één klap veel oproept, zoals ‘euthentenasie’. In de bundel munt Van Kooten ook ‘senielioren’. “Zo worden wij ouderen bekeken”, zegt hij, “dus dat woord klopt helemaal. Dat geldt ook voor ‘showmofiel’, een kokette tv-homo à la Martien Meiland. Tja, woordspelingen, ik kan het niet laten. Wim en ik hadden vaak ook eerst een bijzonder woord nodig: tegenpartij, doemdenken, oudere jongere… Hadden we dat eenmaal gevonden, dan volgde de rest vanzelf.
“Je kunt een woord ook op een onverwachte manier gebruiken. Bijvoorbeeld ‘aanzetten’: ‘Ik aai de poes, zo zet ik hem aan’. Het is zo lekker om te stoeien met dat rijke Nederlands. Je komt op woorden die je anders nooit zou gebruiken. Ik heb vaak ‘Het juiste woord’ bij de hand, die dikke pil. Ik schrijf daar nou wel ‘argwaan’, maar is er niets beters? Je verzinkt in de taal. En dan de voldoening, als je na zes wijzigingen denkt: zo kan het niet beter!”
5. Kantel perspectieven
“Over de Fuji-berg bestaat een geweldige Japanse haiku. Samengevat zoiets als: ‘een prachtige reis gehad, want de Fuji reisde wel drie dagen met ons mee’. Geniaal vind ik dat, zo’n kosmische omkering, want je ziet die berg echt dagenlang als je er voorbijtrekt, zo groot is hij. Het gekantelde perspectief op de werkelijkheid. Ik heb zoiets ook gedaan in deze haikoot:
de hond kijkt hem aan
als de baas zit te poepen
maar nooit omgekeerd
Die klopt ook. Want baasjes kijken altijd omhoog zolang hun hond poept. Dat kent iedereen.
“Zulke kantelingen kunnen je ook persoonlijk overkómen. Het gebeurde mijn vrouw Barbara en mij vorige week. We hadden onze kleindochter Puck – vier jaar oud – te logeren, de dochter van Kasper en Lisa. Heel gezellig. Maar ’s ochtends op bed keek ze ons ineens lichtelijk bezorgd aan. Ze vroeg: ‘Emie en Epie, hebben jullie eigenlijk kinderen?’ Heel ontroerend, en verschrikkelijk leuk. Dat wordt er een, dat weet ik zeker.”
0 reacties